Theodoor
Verstraete, de virtuoos van het doorleefde landschap,
zet zijn eerste stappen als muzikantje door het leven.
Vader en moeder Verstraete, die respectievelijk als
muzikant en toneelactrice brood op de plank brengen,
zijn hieraan niet vreemd. Tijdens de
toneelvoorstellingen van zijn moeder Julie Verstraete
- Lacquet en de daarmee gepaard gaande muzikale
begeleidingen van zijn vader ontpopt de jonge
Theodoor zich als een fervent karikaturist van het
toneelgezelschap.
De artistieke carrière van
Theodoor Verstraete neemt zijn aanvang in 1866,
wanneer hij zijn studies aanvat aan de Koninklijke
Academie voor Schone Kunsten te Antwerpen. In de
grafische afdeling, onder leiding van professor Jozef
Bal, ontwikkelt Verstraete verder zijn
tekenvaardigheden en maakt er ook kennis met de
etstechniek. Deze kunstvorm blijft hij dan ook verder
in zijn kunstenaarsleven uitoefenen.
Vanaf 1867 maakt hij deel
uit van de schildersklas, onder de deskundige leiding
van Jacob Jacobs. Emile Claus, Jef Lambeaux, Edgard
Farasyn en Henri Houben maken samen met Theodoor
Verstraete deel uit van deze klas, waar men vooral de
borstels hanteert in het weergeven van landschappen.
Van 1873 tot 1878 volgt Verstraete het vrije atelier
van Jacob Jacobs, dat aan de Academie is verbonden.
Intussen toont Theodoor Verstraete, op het Salon van
1876, zijn eerste doeken. Hierop verschijnen de
eerste kritieken in de kranten.
Met zijn huwelijk in 1876
en de kinderlast is de dagelijkse strijd om den brode
op de plank geen ijdel begrip. Verstraete kan op de
steun rekenen van zijn moeder, nog steeds actief in
het toneelgezelschap. Bovendien blijft hij ondermeer,
in de Muntschouwburg, aan de slag als
slagwerkmuzikant en als decoratieschilder.
Landschapschilderen blijft
voor hem echter de alles vertederende passie. Dagen
en nachten zwerft hij, in de omgeving van Antwerpen,
rond in beemden en bossen op zoek naar schaduwen en
de glans van het maanlicht. Op de heide van
Brasschaat vindt hij een ankerplaats en van daaruit
verkent hij met zijn woonwagen de wijde omgeving.
Hier spreekt men van de
School van Brasschaat en krijgt Verstraete de titel
'Schilder van Brasschaat' toegewezen. Jan Frans
Simons, Frans Van Ballaer en Jules Guiette maken deel uit
van deze school. Ook Evert Pieters en Rosa Leigh
worden later bij de leerlingen van Theodoor
Verstraete vernoemd.
De horizon verruimt wanneer
Verstraete in 1886 kennis maakt met kunstverzamelaar
en mecenas Henri van Cutsem. Deze kennismaking drijft
Verstraete naar Hansweert, Leiden, Schoore en
Utrecht, plaatsen in Nederland waar men etst en schildert.
Theodoor Verstraete verzeilt ook in
Blankenberge aan zee, waar Van Cutsem een villa bezit.
Het mobiele schouwspel van water en lucht fascineert
Verstraete geweldig.
Thematiek en uitwerking
laten toe zijn werk in periodes in te delen. De
Brasschaatse periode waar Verstraete naast zijn
doeken als De Orgelman ook etsen
creëert zoals De Koeketel, De Berken, Landweg te Brasschaat, 't Zand te Brasschaat en
Terugkeer van de akker. In de Nederlandse periode
ontstaan Achter de dijk in Hansweert, Avond te
Leiden,
Kerk
te Schoore
en Avondimpressie
te Utrecht.
Het staketsel te Blankenberge, Hooioppers en Hooioppers
met bootje
zien het zonlicht in de
Blankenbergse periode.
Ondertussen is de berooide
Verstraete uitgegroeid tot een gereputeerd en
gewaardeerd schilder. Commerciëel slaagt hij erin om
in 1893 het schilderij "De Dodenwake", ook "De
Rozenkrans" genaamd, in het Museum van Schone
Kunsten te Antwerpen om te ruilen tegen het in 1888
aangekochte "Begrafenis in de Kempen". Deze ruil
gaat gepaard mits een opleg van 10.000 goudfrank. De
mens in het landschap krijgt zijn betekenis. Zijn
figuren hebben een eigen geladenheid, een vormgeving
die getuigt van een gevoelvolle observatie en
harmonische inplanting in de authentieke sfeer.
Theodoor Verstraete wordt
in 1893 getroffen door een hersenbloeding, met het
gevolg dat hij verplicht wordt - sommige bronnen
vermelden door blindheid - zijn artistieke loopbaan
stop te zetten. De berooide Verstraete kan financieel
overleven door de steun van zijn mecenas Henri Van
Cutsem, die hem zelfs na 1904 met een maandelijks
inkomen steunt. De geschiedenis leert ons dat
Van Cutsem tijdens zijn leven regelmatig een
schilderij van Verstraete opkoopt om het aan de
kunstenaar terug te schenken. Zodoende verschijnt er
na de verkoop van het bewuste werk weer geld in de
lade. De retrospectieve tentoonstellingen van 1895 in
Zaal Verlat en van 1906 ingericht door Kunst van
Heden, samen met Willem Linnig jr., zijn ook een
welgekomen bron van inkomsten.
De laatste levensjaren van
Theodoor Verstraete gaan gepaard met een wankele
gezondheid. De hersenbloeding die hem getroffen heeft
laat zijn sporen na en vanaf 1895 is er geen
verbetering meer waarneembaar. Mede door zijn
geestestoestand is de kunstenaar zich totaal niet
meer bewust wat hij als landschapschilder te
betekenen heeft. In de wijk Zurenborg te Antwerpen,
waar hij woont aan de Draakstraat 27, ruilt de
zevenenvijftig jarige Theodoor Verstraete op 8
januari 1907 het aardse bestaan voor het eeuwige
leven. Hij wordt naast Hendrik Conscience bijgezet op
het Erepark van de begraafplaats Kiel te Antwerpen en
later, op 15 april 1942, worden zijn stoffelijke
resten overgebracht naar het Erepark Z1 (Lijn A - 03)
van het
Schoonselhof
te Antwerpen.
Op 15 februari 1907 wordt
de naam van Theodoor Verstraete in Antwerpen aan een
plein toegewezen. De Phenixplaats (Feniksplaats)
wordt de Door Verstraeteplaats. Twee jaar later, op
16 mei 1909, wordt in het Stadspark te Antwerpen ter
zijner ere een
monument
onthuld. Ontwerper van dit
kunstwerk is de realistische beeldhouwer en vriend
van Theodoor Verstraete, Guillaume Charlier. (Elsene
2 augustus 1854 / Sint-Joost-ten-Node 15 februari
1925) In Brasschaat wordt de naam Verstraete
gehuldigd door in de maand juni van 1911 zijn naam
toe te kennen aan de Lindendreef. Deze laan met
lindebomen kennen wij nu nog als de Door
Verstraetelaan.
Een aantal van zijn werken
bevinden zich in het Koninklijk Museum te Antwerpen
en Brussel, in het museum van Doorniken Luik en in
verscheidene particuliere verzamelingen.