maria segers

 

 

 

Maria Segers
Antwerpen 3 - 2 - 1922 / Antwerpen 30 - 9 - 1979



Maria Segers wordt als eerste kind geboren in een vroom burgerlijk gezin en geniet lager onderwijs in de school van de Dochters van Onze-Lieve-Vrouw in de nabijgelegen Sint-Jozefstraat te Antwerpen. Middelbaar onderwijs volgt Maria Segers in het regentaat van de Zusters van Onze-Lieve-Vrouw aan het Pulhof te Berchem. Op ongeveer zestienjarige leeftijd verblijft Segers één jaar in een internaat te Fleurus in Wallonië, waarna zij een bijzonder gedistingeerd Frans spreekt. Terug op school in Berchem wordt het laatste jaar middelbaar onderwijs in mei 1940 plots onderbroken door de inval van de Duitsers. Na een korte vlucht naar Frankrijk legt zij in de school te Berchem het eindexamen af. Maria Segers tekent reeds van in haar prille jeugd. Het dagboek, waarin zij het wedervaren van de vlucht naar Frankrijk neerschrijft is verlucht met tekeningen, meestal geaquarelleerd, waarmee zij sommige episodes van haar verhaal illustreert.

Door de trefzekerheid waarmee Maria Segers als achttienjarige de figuren op het papier vastlegt leidt ertoe dat zij in 1940 in de schilderklas van de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten te Antwerpen wordt ingeschreven. In de lagere cyclus krijgt zij les van Robert Van Couwenbergh en in de hogere ondermeer van Baron Isidoor Opsomer. Segers krijgt ook advies van oom en kunstschilder Tony van Os. Het resultaat van haar opleiding als schilder uit zich in 1944 in een ontgoocheling en consequent laat Maria Segers zich in 1945 inschrijven in de grafische klas van het Koninklijk Hoger Instituut voor Schone Kunsten, eveneens te Antwerpen, waar zij ondermeer les krijgt van Taf Wallet en van de weergaloze en onvergetelijke meester Jos Hendrickx. Nadat Segers in 1956 officieel het Hoger Instituut verlaat, keert zij er geregeld weer om er naar levend model te tekenen en er haar etsplaten af te drukken.

Ook Maria Segers leert veel van Jos Hendrickx, méér dan alleen de technische knepen van het vak. De artistieke problematiek die hem bezig houdt beweegt ook haar. Maria Segers zal ook in toenemende mate streven naar een kunst die ' het zichtbare van het onzichtbare weergeeft en zich zo openbaart als een authentiek symbool '. Segers doet het op haar eigen wijze, iets minder rationeel doorgevoerd, veel intuïtiever en spontaner, maar met evenveel overgave. Dit belet niet dat Jos Hendrickx haar blijft aanmoedigen, ook wanneer zij later de etsnaald voor het penseel verwisselt. Hij blijft voor haar de wijze vaderlijke vriend. Gilbert Van Hool vertelt over haar: ' Hoe spontaan en voortvarend Maria ook mocht zijn, zij was wel zo wijs de gouden regel te aanvaarden dat, wie dan ook, steeds leerling blijft. Zij had, volkomen terecht, een onbeperkt vertrouwen in het oordeel van ' den Hendrickx ', zoals hij door velen van zijn leerlingen werd genoemd '.

Tijdens 1947 maakt Maria Segers haar eerste grote reis naar Noorwegen, alwaar het hoge Noorden een ware openbaring wordt. Voordien reist zij in 1946 naar Zwitserland waarna zij in 1947 ook Parijs met een kort bezoek vereert. Zes maal zal zij terugkeren naar Noorwegen, in 1952, 1955, 1957, 1961, 1966 en tenslotte in 1973. In 1953 reist Segers ook doorheen Finland en in 1961 brengt zij een bezoek aan Denemarken. Zij bereist Zweden voor een eerste maal in 1973 en in 1977, als zij voor een laatste maal naar het hoge Noorden afreist, zal dit ook de bestemming zijn. Haar kennis van het Noors en het Zweeds zal er toe leiden dat Maria Segers aan het Gerechtshof te Antwerpen een beëdigd vertaalster wordt. In 1949 doorkruist zij met een studiebeurs gedurende drie maanden de Verenigde Staten en in 1950 krijgt Segers, voor de discipline graveerkunst, de ' C. Jussiantprijs ' toegewezen. Ook een verblijf in de USA kondigt zich voor een tweede maal aan.

In 1951 neemt Maria Segers deel aan de groepstentoonstelling van de kunstkring ' De Gravure '. Deze vereniging, door John Trouillard in het leven geroepen, telt als ereleden niemand minder dan Frans Masereel, Waler Vaes en Jozef Cantré. Leden van de groep zijn Jos Hendrickx, Antoon Herckenrath, Frans Dille, Jaak Gorus, Lismonde, Guy van den Brande en Maria Segers. Dat zij tot dit gezelschap van bekende grafische kunstenaars wordt toegelaten, wijst erop dat haar meesterschap als graveur door haar vakgenoten wordt erkend. Het is meteen de eerste en de laatste tentoonstelling van ' De Gravure ' die in het Stedelijk Kunstsalon aan de Eiermarkt te Antwerpen wordt gehouden. Maria Segers is er naast mooie portretten van haar zuster Godelieve en van Lieven Walschap, vertegenwoordigd met zowel Amerikaanse als Noorse impressies. Enkele van haar prenten maken in 1952 in de USA ook deel uit van de groepstentoonstelling ' The Fifth Annual International Exhibition Watercolors - Prints - Drawnings ' in Philadelphia en later in 1953 in Los Angeles.

Remi de Cnodder schrijft in Het Toneel van negentien november 1954, een reportage over ' Een jonge grafische kunstenares: Maria Segers ', waarin hij vooral haar sterke belangstelling in de mens belicht. Zij tracht bijvoorbeeld in het portret de psychologische spanning van de mens weer te geven. In de soberheid van de gevoelige schrifturen van haar gravures, ligt de oprechte gevoelswereld van Maria Segers weerspiegeld. Maria Segers exposeert in 1955 enkele doeken in de ' Toonzolder ' te Antwerpen. De Nieuwe Gazet prijst op acht augustus haar vaardige techniek en moedig koloriet, dat haar doeken een sterke kleur- en lichtkracht verleent. 't Pallieterke van elf augustus belicht haar gezonde picturale zin, haar prettige inspiratie, haar stevig métier. Het Handelsblad van zeventien augustus heeft het over haar warme gevoeligheid in lijn en koloriet.

Elisabeth Vanderbeek wijdt in de Libelle, nummer negentien van 1956, een artikel aan het werk van Segers, dat getuigt van onverwoestbare levendigheid. Een gespannen levendigheid, waarmee zij de meest tragische, de meest typische, de meest eenvoudige dingen waarneemt en bestudeert.Vanaf 1957 zal Maria Segers zich in hoofdzaak op de schilderkunst toeleggen. Dit betekent niet dat zij de etsnaald niet meer ter hand zal nemen, maar met de jaren neemt de belangstelling af. Voortaan zal zij in hoofdzaak doeken, tekeningen en aquarellen exposeren. In 1958 neemt Maria Segers in Zaal Harmonie te Antwerpen deel aan een groepstentoonstelling van de ' Jonge Vlaamse Schilderkunst '. Te 's Gravenhage in Nederland exposeert zij in 1960 een representatief overzicht van haar schilderkunst in het Beneluxhuis. R.E. Penning gewaagt in de Haagse Courant van twee december van een lichte, blijmoedige sfeer, gevoelig doch zonder nadrukkelijke accenten op het sentiment of op de logge vormen, die men al bijna tot de Vlaamse traditie gaat rekenen. De geest van haar werk doet soms even denken aan Rik Wouters, haar grote, jong gestorven landgenoot. Cornelis Basoski noemt in Het Vaderland van negen december haar schilderwerk breed en spontaan, bijzonder kleurgevoelig en haar grafiek, van een grote fijnzinnigheid.

Samen met Irène Bataille en Micheline Boyadjian, de ' Drie Belgische Gratiën ', exposeert Segers in 1961 in het Gooisch Museum te Hilversum - Nederland, waar deze gemeente een werk van haar aankoopt. Dezelfde tentoonstelling wordt ook nog in het Kunstcentrum te Den Haag gehouden. De Telegraaf van zeventien juni noemt haar kunst zonnig, luchtig en koloristisch verfijnd. Haar palet boeit door een estetisch raffinement, terwijl door het gebruik van het paletmes hieraan nog een sterk decoratief element wordt toegevoegd. Segers stelt in 1962 tentoon in de zaal van het CAW te Antwerpen. Marc Callewaert typeert haar werk in de Gazet van Antwerpen van elf januari als lenteachtig, meer bepaald van april: het heeft er de frisse, wat kouwelijke kleuren van, het grillege en onsamenhangende, het onstandvastige der vormen, soms ook de prille doorschijnendheid. In één woord, het is het werk van een vrouwelijke fauve, dus van een vogeltje, een fauvette.

Piet Sterckx wijdt in zijn rubriek in de Nieuwe Gazet, ' Dagschuimer ' van dertien december 1963, een uitvoerige reportage aan ' Maria Segers: schilderen, reizen en vertalen '. In de studio van Jaak van Luyth leert Segers in 1964 balletdansen en werkt in de komende jaren mee aan diens Reizend Danstoneel. Dat jaar illustreert zij ' Van een kat die teveel pretentie had ', een kinderboek van Marnix Gijsen dat een vermelding krijgt in het Referendum van de beste Vlaamse jeugd- en kinderboeken op de Boekenbeurs van 1965. Later illustreert Maria Segers nog verscheidene boeken van Marnix Gijsen, waarmee sinds 1949 een warme vriendschap is ontstaan. Door deze vriendschap maakt zij kennis met de familie Goris en verblijft daardoor regelmatig in Brasschaat. Met Irène Bataille, een vroegere klasgenote, exposeert Segers in januari 1965 in de BP Building te Antwerpen en in april samen met vijf andere kunstenaars in Galerie Breckpot, eveneens te Antwerpen. La Métropole van elf januari vergelijkt haar werk met le domaine enchanté du Grand Meaulnes. Son style et sans fadeur et n'exclut pas un certain réalisme, encore que la transposition soit manifeste. On goûtera sa retenue et surtout la qualité de ses demi-tons et leurs fines modulations.

Maria Segers geeft in 1966 voor een korte periode les in de modeklas aan de Academie van Sint-Niklaas. Samen met Simonne Conrad en May Néama exposeert zij ook in Galerie Toebosch te Antwerpen. In Montreal treedt zij in 1967, ter gelegenheid van de wereldtentoonstelling, op met het Reizend Danstoneel. In Canada aangekomen ziet zij de hostessen van het Belgisch paviljoen de uniformen dragen die zij heeft ontworpen. In 1968 is Segers korte tijd als lesgeefster verbonden aan de Academie te Lier, eerst in de avondklas figuurtekenen, nadien ook nog in de klas voor stilleven-schilderen. Maria Segers wordt te Kortenberg in 1968 ook nog bekroont met de Nationale Prijs voor Tekenkunst en in 1969 volgt er een expositie in Galerie Liebens te Mortsel. Aan de Academie voor Beeldende Kunsten te Mechelen wordt Maria Segers in 1970 benoemd tot lerares voor de avondklas Vrije Grafiek, dewelke later naar de namiddag wordt verplaatst en in Leuven wordt er geëxposeerd in de Vlaamse Academische Club. Er wordt in 1972 naar IJsland en de Verenigde Staten afgereisd en samen met Gilbert Van Hool en Marcel Mazy wordt er in Galerie Amaryllis te Antwerpen tentoongesteld. Willy Juwet noemt in de Knack van één november haar aquarelkunst een voorbeeld van deze techniek, soepel en vlot, doorschijnend helder.

Elf jaar na de eerste individuele tentoonstelling in het CAW te Antwerpen exposeert Maria Segers in 1973 met een ruim overzicht van haar werk in de Gemeentelijke Feestzaal te Brasschaat. Het is de grootste ooit ingericht. Veertig schilderijen en vijfentwintig aquarellen en tekeningen. Aan de Academie voor Beeldende Kunsten te Mechelen volgt in 1974 haar aanstelling tot lerares van de schilderklas. Gilbert Van Hool, collega aan de Academie getuigt dat zij door haar leerlingen op handen werd gedragen: ' een gewaarderd leraar, een vriendin die een eigen sfeer in het atelier bracht, of mede de stad doortrok op tekentocht. Steeds jong onder de jongsten, de meest enthousiaste van allemaal deelde ze kwistig rond wat zij zelf moeizaam had verworven '. In dat jaar wordt er ook geëxposeerd in het Pius X-college te Zele. In oktober 1975 volgt er een tentoonstelling in de hall van het gebouw van de Antwerpse Waterwerken te Antwerpen en in november in Galerie De Schuur in Ammerstol - Zuid-Holland. Remi de Cnodder looft in de Spectator van achttien oktober de psychologische penetratie van het model in haar portrettekeningen en de milde sfeer die haar schilderijen oproepen door vrij summiere kleurvlakken die van een fris palet worden geplukt.

In 1976 publiceert Remi de Cnodder, in het januarinummer van De Natuurvriend, een opstel over ' Maria Segers '. De kunstenares al of niet gevleit neemt deel aan de groepstentoonstelling ' De Dans ' in het ICC te Antwerpen. Tijdens het verloop van 1977 wordt Maria Segers ernstig ziek. Een aantal van haar werken zijn dat jaar ook aanwezig op de groepstentoonstelling, ' Reisindrukken van Antwerpse Kunstenaars ', in de hall van het gebouw van de Antwerpse Waterwerken. Nadat zij hersteld is ontstaan er inktgetekende portretten van Rose Gronon, Gerard Walschap, Marnix Gijsen en Anton van Wilderode, als inzet van een reeks portretten van Vlaamse letterkundigen. Deze reeks zal uiteindelijk niet voortgezet worden. Het jaar daarop in 1978 reist Maria Segers naar Bourgondië, de Provence en de boorden van de Loire, waar zij prachtige aquarellen penseelt.

Met een expositie bij de Kunsthandel 't Kofschip te Sint-Niklaas en de groepstentoonstellingen in Galerie Campo en Ebes-Expo, beiden te Antwerpen, wordt 1978 afgesloten. In maart 1979 woont Maria Segers de opening bij van een tentoonstelling in het voormalig Gemeentehuis van Achel-Hamont in Belgisch Limburg. Met een keuze uit haar werken wordt deze expositie voor haar ingericht door vier bevriende echtparen. Het is de laatste die zij persoonlijk meemaakt. Op dertig september komt Maria Segers, na een lange en pijnlijke ziekte, te overlijden.

Het Archief en Museum voor het Vlaamse Cultuurleven te Antwerpen brengt in 1984, vijf jaar na haar dood, een retrospectieve en Dhr. Frans Baudouin schrijft ter dezer gelegenheid een monografie over ' Maria Segers '.

Tekeningen en grafisch werk van Maria Segers worden opgenomen in de openbare verzamelingen van de Koninklijke Bibliotheek Albert I te Brussel en het Stedelijk Prentenkabinet te Antwerpen. Enkele van haar schilderijen worden door de Staat aangekocht en een aantal van haar werken bevinden zich in particuliere verzamelingen.



Index - Artists - Kunstenaars - Artistes - Sales