Maria
Segers wordt als eerste kind geboren in een vroom
burgerlijk gezin en geniet lager onderwijs in de
school van de Dochters van Onze-Lieve-Vrouw in de
nabijgelegen Sint-Jozefstraat te Antwerpen.
Middelbaar onderwijs volgt Maria Segers in het
regentaat van de Zusters van Onze-Lieve-Vrouw aan het
Pulhof te Berchem. Op ongeveer zestienjarige leeftijd
verblijft Segers één jaar in een internaat te
Fleurus in Wallonië, waarna zij een bijzonder
gedistingeerd Frans spreekt. Terug op school in
Berchem wordt het laatste jaar middelbaar onderwijs
in mei 1940 plots onderbroken door de inval van de
Duitsers. Na een korte vlucht naar Frankrijk legt zij
in de school te Berchem het eindexamen af. Maria
Segers tekent reeds van in haar prille jeugd. Het
dagboek, waarin zij het wedervaren van de vlucht naar
Frankrijk neerschrijft is verlucht met tekeningen,
meestal geaquarelleerd, waarmee zij sommige episodes
van haar verhaal illustreert.
Door de trefzekerheid
waarmee Maria Segers als achttienjarige de figuren op
het papier vastlegt leidt ertoe dat zij in 1940 in de
schilderklas van de Koninklijke Academie voor Schone
Kunsten te Antwerpen wordt ingeschreven. In de lagere
cyclus krijgt zij les van Robert Van Couwenbergh en
in de hogere ondermeer van Baron Isidoor Opsomer.
Segers krijgt ook advies van oom en kunstschilder
Tony van Os. Het resultaat van haar opleiding als
schilder uit zich in 1944 in een ontgoocheling en
consequent laat Maria Segers zich in 1945 inschrijven
in de grafische klas van het Koninklijk Hoger
Instituut voor Schone Kunsten, eveneens te Antwerpen,
waar zij ondermeer les krijgt van Taf Wallet en van
de weergaloze en onvergetelijke meester Jos
Hendrickx. Nadat Segers in 1956 officieel het Hoger
Instituut verlaat, keert zij er geregeld weer om er
naar levend model te tekenen en er haar etsplaten af
te drukken.
Ook Maria Segers leert veel
van Jos Hendrickx, méér dan alleen de technische
knepen van het vak. De artistieke problematiek die
hem bezig houdt beweegt ook haar. Maria Segers zal
ook in toenemende mate streven naar een kunst die '
het zichtbare van het onzichtbare weergeeft en zich
zo openbaart als een authentiek symbool '. Segers
doet het op haar eigen wijze, iets minder rationeel
doorgevoerd, veel intuïtiever en spontaner, maar met
evenveel overgave. Dit belet niet dat Jos Hendrickx
haar blijft aanmoedigen, ook wanneer zij later de
etsnaald voor het penseel verwisselt. Hij blijft voor
haar de wijze vaderlijke vriend. Gilbert Van Hool
vertelt over haar: ' Hoe spontaan en voortvarend
Maria ook mocht zijn, zij was wel zo wijs de gouden
regel te aanvaarden dat, wie dan ook, steeds leerling
blijft. Zij had, volkomen terecht, een onbeperkt
vertrouwen in het oordeel van ' den Hendrickx ',
zoals hij door velen van zijn leerlingen werd genoemd
'.
Tijdens 1947 maakt Maria
Segers haar eerste grote reis naar Noorwegen, alwaar
het hoge Noorden een ware openbaring wordt. Voordien
reist zij in 1946 naar Zwitserland waarna zij in 1947
ook Parijs met een kort bezoek vereert. Zes maal zal
zij terugkeren naar Noorwegen, in 1952, 1955, 1957,
1961, 1966 en tenslotte in 1973. In 1953 reist Segers
ook doorheen Finland en in 1961 brengt zij een bezoek
aan Denemarken. Zij bereist Zweden voor een eerste
maal in 1973 en in 1977, als zij voor een laatste
maal naar het hoge Noorden afreist, zal dit ook de
bestemming zijn. Haar kennis van het Noors en het
Zweeds zal er toe leiden dat Maria Segers aan het
Gerechtshof te Antwerpen een beëdigd vertaalster
wordt. In 1949 doorkruist zij met een studiebeurs
gedurende drie maanden de Verenigde Staten en in 1950
krijgt Segers, voor de discipline graveerkunst, de '
C. Jussiantprijs ' toegewezen. Ook een verblijf in de
USA kondigt zich voor een tweede maal aan.
In 1951 neemt Maria Segers
deel aan de groepstentoonstelling van de kunstkring '
De Gravure '. Deze vereniging, door John Trouillard
in het leven geroepen, telt als ereleden niemand
minder dan Frans Masereel, Waler Vaes en Jozef
Cantré. Leden van de groep zijn Jos Hendrickx,
Antoon Herckenrath, Frans Dille, Jaak Gorus,
Lismonde, Guy van den Brande en Maria Segers. Dat zij
tot dit gezelschap van bekende grafische kunstenaars
wordt toegelaten, wijst erop dat haar meesterschap
als graveur door haar vakgenoten wordt erkend. Het is
meteen de eerste en de laatste tentoonstelling van '
De Gravure ' die in het Stedelijk Kunstsalon aan de
Eiermarkt te Antwerpen wordt gehouden. Maria Segers
is er naast mooie portretten van haar zuster
Godelieve en van Lieven Walschap, vertegenwoordigd
met zowel Amerikaanse als Noorse impressies. Enkele
van haar prenten maken in 1952 in de USA ook deel uit
van de groepstentoonstelling ' The Fifth Annual
International Exhibition Watercolors - Prints -
Drawnings ' in Philadelphia en later in 1953 in Los
Angeles.
Remi de Cnodder schrijft in
Het Toneel van negentien november 1954, een reportage
over ' Een jonge grafische kunstenares: Maria Segers
', waarin hij vooral haar sterke belangstelling in de
mens belicht. Zij tracht
bijvoorbeeld in het portret de psychologische
spanning van de mens weer te geven. In de soberheid
van de gevoelige schrifturen van haar gravures, ligt
de oprechte gevoelswereld van Maria Segers
weerspiegeld. Maria Segers
exposeert in 1955 enkele doeken in de ' Toonzolder '
te Antwerpen. De Nieuwe Gazet prijst op acht augustus
haar vaardige techniek en moedig
koloriet, dat haar doeken een sterke kleur- en
lichtkracht verleent. 't
Pallieterke van elf augustus belicht haar
gezonde picturale zin, haar prettige inspiratie, haar
stevig métier. Het Handelsblad
van zeventien augustus heeft het over haar warme
gevoeligheid in lijn en koloriet.
Elisabeth Vanderbeek wijdt
in de Libelle, nummer negentien van 1956, een artikel
aan het werk van Segers, dat getuigt
van onverwoestbare levendigheid. Een gespannen
levendigheid, waarmee zij de meest tragische, de
meest typische, de meest eenvoudige dingen waarneemt
en bestudeert.Vanaf 1957 zal
Maria Segers zich in hoofdzaak op de schilderkunst
toeleggen. Dit betekent niet dat zij de etsnaald niet
meer ter hand zal nemen, maar met de jaren neemt de
belangstelling af. Voortaan zal zij in hoofdzaak
doeken, tekeningen en aquarellen exposeren. In 1958
neemt Maria Segers in Zaal Harmonie te Antwerpen deel
aan een groepstentoonstelling van de ' Jonge Vlaamse
Schilderkunst '. Te 's Gravenhage in Nederland
exposeert zij in 1960 een representatief overzicht
van haar schilderkunst in het Beneluxhuis. R.E.
Penning gewaagt in de Haagse Courant van twee
december van een lichte,
blijmoedige sfeer, gevoelig doch zonder nadrukkelijke
accenten op het sentiment of op de logge vormen, die
men al bijna tot de Vlaamse traditie gaat rekenen. De
geest van haar werk doet soms even denken aan Rik
Wouters, haar grote, jong gestorven landgenoot.
Cornelis Basoski noemt in Het Vaderland van negen
december haar schilderwerk breed
en spontaan, bijzonder kleurgevoelig
en haar grafiek, van een grote
fijnzinnigheid.
Samen met Irène Bataille
en Micheline Boyadjian, de ' Drie Belgische Gratiën
', exposeert Segers in 1961 in het Gooisch Museum te
Hilversum - Nederland, waar deze gemeente een werk
van haar aankoopt. Dezelfde tentoonstelling wordt ook
nog in het Kunstcentrum te Den Haag gehouden. De
Telegraaf van zeventien juni noemt haar kunst zonnig,
luchtig en koloristisch verfijnd. Haar palet boeit
door een estetisch raffinement, terwijl door het
gebruik van het paletmes hieraan nog een sterk
decoratief element wordt toegevoegd.
Segers stelt in 1962 tentoon in de zaal van het CAW
te Antwerpen. Marc Callewaert typeert haar werk in de
Gazet van Antwerpen van elf januari als lenteachtig,
meer bepaald van april: het heeft er de frisse, wat
kouwelijke kleuren van, het grillege en
onsamenhangende, het onstandvastige der vormen, soms
ook de prille doorschijnendheid. In één woord, het
is het werk van een vrouwelijke fauve, dus van een
vogeltje, een fauvette.
Piet Sterckx wijdt in zijn
rubriek in de Nieuwe Gazet, ' Dagschuimer ' van
dertien december 1963, een uitvoerige reportage aan '
Maria Segers: schilderen, reizen en vertalen '. In de
studio van Jaak van Luyth leert Segers in 1964
balletdansen en werkt in de komende jaren mee aan
diens Reizend Danstoneel. Dat jaar illustreert zij '
Van een kat die teveel pretentie had ', een
kinderboek van Marnix Gijsen dat een vermelding
krijgt in het Referendum van de beste Vlaamse jeugd-
en kinderboeken op de Boekenbeurs van 1965. Later
illustreert Maria Segers nog verscheidene boeken van
Marnix Gijsen, waarmee sinds 1949 een warme
vriendschap is ontstaan. Door deze vriendschap maakt
zij kennis met de familie Goris en verblijft daardoor
regelmatig in Brasschaat. Met Irène Bataille, een
vroegere klasgenote, exposeert Segers in januari 1965
in de BP Building te Antwerpen en in april samen met
vijf andere kunstenaars in Galerie Breckpot, eveneens
te Antwerpen. La Métropole van elf januari
vergelijkt haar werk met le
domaine enchanté du Grand Meaulnes. Son style et
sans fadeur et n'exclut pas un certain réalisme,
encore que la transposition soit manifeste. On
goûtera sa retenue et surtout la qualité de ses
demi-tons et leurs fines modulations.
Maria Segers geeft in 1966
voor een korte periode les in de modeklas aan de
Academie van Sint-Niklaas. Samen met Simonne Conrad
en May Néama exposeert zij ook in Galerie Toebosch te
Antwerpen. In Montreal treedt zij in 1967, ter
gelegenheid van de wereldtentoonstelling, op met het
Reizend Danstoneel. In Canada aangekomen ziet zij de
hostessen van het Belgisch paviljoen de uniformen
dragen die zij heeft ontworpen. In 1968 is Segers
korte tijd als lesgeefster verbonden aan de Academie
te Lier, eerst in de avondklas figuurtekenen, nadien
ook nog in de klas voor stilleven-schilderen. Maria
Segers wordt te Kortenberg in 1968 ook nog bekroont
met de Nationale Prijs voor Tekenkunst en in 1969
volgt er een expositie in Galerie Liebens te Mortsel.
Aan de Academie voor Beeldende Kunsten te Mechelen
wordt Maria Segers in 1970 benoemd tot lerares voor
de avondklas Vrije Grafiek, dewelke later naar de
namiddag wordt verplaatst en in Leuven wordt er
geëxposeerd in de Vlaamse Academische Club. Er wordt
in 1972 naar IJsland en de Verenigde Staten afgereisd
en samen met Gilbert Van Hool en Marcel Mazy wordt er
in Galerie Amaryllis te Antwerpen tentoongesteld.
Willy Juwet noemt in de Knack van één november haar
aquarelkunst een voorbeeld van
deze techniek, soepel en vlot, doorschijnend helder.
Elf jaar na de eerste
individuele tentoonstelling in het CAW te Antwerpen
exposeert Maria Segers in 1973 met een ruim overzicht
van haar werk in de Gemeentelijke Feestzaal te
Brasschaat. Het is de grootste ooit ingericht.
Veertig schilderijen en vijfentwintig aquarellen en
tekeningen. Aan de Academie voor Beeldende Kunsten te
Mechelen volgt in 1974 haar aanstelling tot lerares
van de schilderklas. Gilbert Van Hool, collega aan de
Academie getuigt dat zij door haar leerlingen op
handen werd gedragen: ' een gewaarderd leraar, een
vriendin die een eigen sfeer in het atelier bracht,
of mede de stad doortrok op tekentocht. Steeds jong
onder de jongsten, de meest enthousiaste van allemaal
deelde ze kwistig rond wat zij zelf moeizaam had
verworven '. In dat jaar wordt er ook geëxposeerd in
het Pius X-college te Zele. In oktober 1975 volgt er
een tentoonstelling in de hall van het gebouw van de
Antwerpse Waterwerken te Antwerpen en in november in
Galerie De Schuur in Ammerstol - Zuid-Holland. Remi
de Cnodder looft in de Spectator van achttien oktober
de psychologische penetratie van
het model in haar
portrettekeningen en de milde
sfeer die haar schilderijen
oproepen door vrij summiere
kleurvlakken die van een fris palet worden geplukt.
In 1976 publiceert Remi de
Cnodder, in het januarinummer van De Natuurvriend, een
opstel over ' Maria Segers '. De kunstenares al of
niet gevleit neemt deel aan de groepstentoonstelling
' De Dans ' in het ICC te Antwerpen. Tijdens het
verloop van 1977 wordt Maria Segers ernstig ziek. Een
aantal van haar werken zijn dat jaar ook aanwezig op
de groepstentoonstelling, ' Reisindrukken van
Antwerpse Kunstenaars ', in de hall van het gebouw
van de Antwerpse Waterwerken. Nadat zij hersteld is
ontstaan er inktgetekende portretten van Rose Gronon,
Gerard Walschap, Marnix Gijsen en Anton van
Wilderode, als inzet van een reeks portretten van
Vlaamse letterkundigen. Deze reeks zal uiteindelijk
niet voortgezet worden. Het jaar daarop in 1978 reist
Maria Segers naar Bourgondië, de Provence en de
boorden van de Loire, waar zij prachtige aquarellen
penseelt.
Met een expositie bij de
Kunsthandel 't Kofschip te Sint-Niklaas en de
groepstentoonstellingen in Galerie Campo en Ebes-Expo,
beiden te Antwerpen, wordt 1978 afgesloten. In maart
1979 woont Maria Segers de opening bij van een
tentoonstelling in het voormalig Gemeentehuis van
Achel-Hamont in Belgisch Limburg. Met een keuze uit
haar werken wordt deze expositie voor haar ingericht
door vier bevriende echtparen. Het is de laatste die
zij persoonlijk meemaakt. Op dertig september komt
Maria Segers, na een lange en pijnlijke ziekte, te
overlijden.
Het Archief en Museum voor
het Vlaamse Cultuurleven te Antwerpen brengt in 1984,
vijf jaar na haar dood, een retrospectieve en Dhr.
Frans Baudouin schrijft ter dezer gelegenheid een
monografie over ' Maria Segers '.
Tekeningen en grafisch werk
van Maria Segers worden opgenomen in de openbare
verzamelingen van de Koninklijke Bibliotheek Albert I
te Brussel en het Stedelijk Prentenkabinet te
Antwerpen. Enkele van haar schilderijen worden door
de Staat aangekocht en een aantal van haar werken
bevinden zich in particuliere verzamelingen.